Elke overeenkomst met bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval.
Steve had de leeftijd bereikt waarop haarvolume en buikinhoud communicerende vaten zijn geworden. Langzaam begon zich een keppeltje van haarloosheid te vormen, terwijl de buikomvang in een mirakel van tegengestelde evenredigheid volumineus explodeerde. Midden in zijn dertigersdilemma zat Steve met zijn handen in het weinige haar dat hij nog had. De uitzendingen met kunstkritiek die hij samen met zijn eega Grutje maakte, oogstten weliswaar lof, maar werden nauwelijks bekeken. Terwijl Steve dit aan het overdenken was, hoorde hij plots een stemmetje in zijn achterhoofd zeggen: “Sex sells.” “Eureka” dacht Steve. Hij lichtte onmiddellijk Dutje, een jonge frisse twintiger, van haar bed om te praten over haar seks en liefdesleven dat nog niet louter totalitair werd overheerst door de noodzaak van bevruchting. Tijdens het gesprek met Dutje bedacht Steve een plannetje waarvan de typering in de Nederlandse taal een samenvoeging is geworden met het volk waarvan hij deelgenoot is. Steve’s idee was om een schrijver uit te nodigen wiens niet voor publicatie bedoelde werk door Grutje en Dutje in een filmpje zou worden bekritiseerd, zonder dat de betreffende schrijver daar vooraf van op de hoogte was gesteld.
Toen de schrijver eenmaal in de woonkamer en studio van Steve en Grutje was gearriveerd, kregen Grutje en Dutje lichte koudwatervrees, gewend als ze waren om hun kritiek pas achteraf in de eindmontage van hun video’s openbaar te maken. De schrijver nam plaats op het bed naast Dutje om de video te bekijken waarin Grutje en Dutje zijn gedichtje, waarvan de schrijver het bestaan al bijna was vergeten, bekritiseerden. Bijna was de schrijver bovenop Dutje gevallen, maar kon voorkomen dat hij struikelde over de toren van ongelezen boeken die naast het bed was opgestapeld. Dutjes dromerige en vagelijke voorkomen maakten dat ze onpeilbaar was. Er school altijd het gevaar dat ze met één spottende opmerking mannen tot de enkels kon afzagen. De rol van psychologische sluipmoordenaar speelde ze met verve. Dutje boezemde daardoor de schrijver een doodsangst in. Toch bestond bij hem de sadomasochistische behoefte en nieuwsgierigheid om zich als een kleuter door een strenge moeder terecht te laten wijzen.
Steve startte het filmpje waarin hij Dutje interviewt. Steve was voor het interview naar Dutjes paleisje op de Marnixstraat getogen om haar getuigenis op te nemen.
“Hmm ja, ja hmm ik hou dus echt niet van die mannen die in hun brieven van die pathetische zinnen opschrijven. Neem nou zo’n Hermans die aan Reve in een kutbriefje schrijft:
“Hij is een man die ik hogelijk zou waarderen, liefhebben, in vertrouwen nemen enz., wanneer ik er zeker van was dat zijn kleine fouten geen grote fouten verborgen, wanneer hij mij niet alleen door zijn boersheid, maar ook door de manier waarop hij herhaaldelijk beweert altijd het beste met de mensheid en ‘zijn’ auteurs voor te hebben, niet zo sterk aan mijn vader herinnerde. – Verscheur deze brief! Werp hem in een van de 47 haarden! Ik vertel veel te veel. ”
Ik bedoel dat “verscheur deze brief, ik vertel veel te veel”, ja kut zeg, dat schrijf je toch niet. Je gaat toch niet opschrijven dat iemand een brief moet verscheuren terwijl je hem zelf doodleuk voltooid, voldoende frankeert en in de brievenbus flikkert. Dat vind ik nou echt heel ehm ja, kut gewoon. Nee, met iemand die zulke troep opschrijft, zou ik helemaal niks kunnen.”
“Ja goed” zegt de Steve. “Leuk die Willie Herman, maar die ligt inmiddels al bijna vijfentwintig jaar onder de zoden. Kun je misschien iemands briefgeheim schenden die nog niet dood is, ik moet wel polemiek hebben Dutje, anders heb ik geen aflevering.”
“Aah nou, ik weet nog wel een jongen die mij een half jaar terug een gedichtje schreef nadat ik hem een uur lang had aangestaard. Nadat hij het gedicht stuurde vond ik hem echt heel kut en was bang dat het een psychopaat was. Ik zal het gedicht wel even voordragen.”
Bonbonnetje.
Rozenbottelconfituurtje.
Lief domoortje.
Jij bent mijn verlossing, mijn vuur.
De genezing van al mijn pijnen.
Ik ben de eeuwige bedrogene van jouw universum.
In elke nihilist schuilt een romanticus.
Je vindt mijn versiertrucs opzichtig en mijn voorkomen niet aantrekkelijk.
Je royeert mij uit jouw vereniging.
Je vernietigt mij, trapt op mij,
terwijl ik lig te smeken om genade.
Au au au, wat vind ik het een beklag,
dat ik niet in jouw kutje mag.
Je Filantroopje
“Pff ja kut, ik vind dat echt zo’n kutgedicht. Die overdreven verheerlijking, het lijkt bijna of hij het er om doet. En die laatste regel is zo verschrikkelijk ordinair. Nee, geen middelmatige dichters, liever van die gladde glibberige bestuurders. Ze zijn eerst gewoon vrienden, eigenlijk alleen maar omdat ze in mijn onderbroekje willen. Nadat ik lekker beschonken bij ze in het bed beland, is het voor mij echt genieten geblazen. Van die heerlijke represailles, dat ze mij hoogstpersoonlijk laten royeren uit hun studentenclubje wegens seksueel ontoelaatbaar gedrag. Dáár ga ik lekker op. Dan weet ik dat hem diep in zijn zieltje heb geraakt, dat het alles voor hem betekende. Heerlijk.”
Dan heeft Steve Grutje nog om een reactie gevraagd. “Ahaghehehe oeflhjl linkse mannen euheuoehahe lasciviteit. Oebaloebadoe kahjels euhaheuaoeh mongool” zegt Grutje. Het beeld gaat op zwart, de interviews zijn afgelopen.
“Goh” zegt Dutje. “Ik gebruik wel heel erg vaak het woord ‘kut’.”
“Maak je maar geen zorgen” reageert Steve “Ik knip het zodat lijkt alsof de mij welgevallige sprekers in prachtige volzinnen praten. Grutje bijvoorbeeld, praat door haar verstandelijke beperking negentig procent van de tijd als een mongool, maar dat knip ik er achteraf allemaal uit.” Steve richt de camera op de schrijver. “Maar goed, meneer de schrijver, ga je nog een nieuw gedicht schrijven?”
“Nou, ik heb een idee voor een verhaaltje vol jij-bakken, zelfmedelijden en flauw rancuneus antisemitisme waar een gedichtje in kan passen. Ik moet wel even reageren op deze jodenstreek die jullie me hier hebben geleverd.”
“Uhnauhnalala kooplie euheugr oaoe interessant”, blaft Grutje.
“Ja, ik merk dat jullie vaak schermen met interessante positie die jullie zeggen in te nemen in een polemiek. Een Meursaultiaans excuus, maar niet zelden om intellectuele hiaten te verbergen. Jullie beginnen een polemiek, maar geven de tegenstander een leeg omhulsel om het mee uit te vechten door er even lekker laf metafysisch boven te gaan hangen.”
“Sorry dat Grutje jou een mongool heeft genoemd. Ze was aan het chargeren’’, zegt Steve. “Je lijkt er een beetje door geagiteerd.”
“Nou dat maakt me niet heel veel uit, met chargeren is niks mis. Het is alleen pijnlijk een oorwassing te krijgen van vrouwen waar ik tegen op kijk. Mijn eerste instinct is om mijn gekrenkte egootje te vergelden, met gelijke munt terug te betalen. Maar ik denk dat dat verschrikkelijke gedicht kunst op zich is geworden. Een lofzang op de middelmaat met goede bedoelingen. Het erge is dat ik nu alleen nog maar meer ben geïntrigeerd door dat stalen gezicht van Dutje, juist omdat ik zo koud en gewetenloos ben afgewezen. Ik wil datgene wat ik niet hebben kan, ik wil het onmogelijke. Alles zal voor mij nooit genoeg zijn. ”
“Het leven is oneerlijk, niet waar Grutje?”
“Hulmpgh.”
Steve rijdt na afloop in het schemeren de schrijver en Dutje naar huis, Grutje is al met het busje mee. Dutje kwettert wat over katten en opera’s, terwijl Wagners Götterdämmerung op de achtergrond klinkt. Dicht bij zijn huis aangekomen lost de schrijver eenzaam op in de duisternis.