Amsterdam, 02-11-2017
Blaadren.
Die straaten.
Bedelven.
Met een kleurig pallet.
Oker, purper, Bordeaux.
Ik groeide.
Groen, groener, groenst.
Laven.
In rijk gele schijn.
Nooit zal een einde komen.
Als alles ruim voorhanden is.
Plots de wende.
IJzig druplen.
Woeste kracht.
Rukt aan mijn fundatie.
Zachte goedmoedigheid.
Verandert in zwart verraad.
Nu lig ik willoos op de aarde.
Het is voorbij.
Alles wat ik absorbeerde.
Lucht licht.
Een groen uniform.
Dat ongemerkt knelde.
Een nog groener uniform.
Was waarvoor ik was.
Niet meer eender.
Met frisse kleur.
Dans ik zwierig elegant.
Met de woeste kracht.
Die mij uit veiligheid bevrijdde.
Ik geur mijn leven uit.
Voor wie het ruiken wil.
Tijd.
Is er nooit genoeg.
Kleurt!
Ik blijf even hangen.
In speken van een fietsenlijk.
Sluip plagerig naar binnen.
Langs tegen mij opgetrokken façades.
Waaiend.
Of onder schoenen.
Ook jullie herfst zal komen.
In dit laagland doch.
Zal orde heersen.
In oranje gehulde mannen.
Die voor een paar grijpstuivers.
Met een speciaal ontworpen lawaaimachine.
Purper.
Oker.
Bordeaux.
Zeurderig malend.
Op een hoop blazen.
En afvoeren.