Meine Ehre heißt Stil

De afgrond strekt zich voor mij uit. Vanuit de diepte klinken lome tonen van een vaag weten. Er wacht daar beneden iets om door mij gezien te worden. Hoewel ik instinctief aanvoel dat het mijn ondergang zal worden, wil ik niets anders dan steeds dieper en dieper staren. Es ist mein Schiksall, ich soll wieder ein Prophet sein. Nu mijn decorum is gevallen, mijn essentie naakt ligt, zal ik mij grootste zonde erkennen: ik ben verleid door het Derde Rijk. Een dergelijke zonde is zelden zonder sociale consequenties. Het Derde Rijk heeft een bedenkelijke reputatie op het gebied van medemenselijkheid, ik hoop maar dat mijn werkgever niet meeleest. Ter verdediging: met de rassenleer of genocide heb ik niets en ik heb untermenschen onder mijn beste vrienden. Mijn verleiding door het Derde Rijk is een esthetische kwestie, tegen esthetiek ben ik weerloos.

Het is geen toeval dat de heren van het Derde Rijk zich manifesteerden als kunstenaars. Hitler schilderde waanzinnig generieke troep en schreef op jonge leeftijd een dystopische ideeënroman. Zoals de meeste kunstenaars was hij narcistisch, onbetrouwbaar en aartslui. Niet zelden lag hij op cruciale momenten in de oorlog met een oogmaskertje en een oxazepametje in zijn mik te pitten. Goebbels heeft voor een revolutie gezorgd in de filmwereld. Zijn Wochenschaus zijn een aaneenrijging van boeiende actie, snijdend commentaar en schitterende perspectieven. Zijn dagboeken onthullen een zoekende geest die fluctueert tussen twijfels en oneindige trouw aan de Führer. Ook de kunstzinnige losbandigheid komt mooi naar voren als hij te pas en te onpas schrijft over zijn oneindige lust naar lekkere wijven. Er gaan zelfs geruchten dat hij en zijn vrouw een driehoeksrelatie hebben gehad met de Führer. Dikke Göring was de mecenas van het stel. De Reichsmarschall in zijn stralend witte uniform, gebruikte kunstenaarshoeveelheden drugs en had een onverzadigbare verzamelwoede als het om kunst ging. En alsof dat allemaal nog niet genoeg was, is er nog de creatie van het megalomane en hysterische gesamtkunstwerk van het Derde Rijk.

Het magnum opus van het kunstenaarscollectief valt in twee periodes uiteen. Het slot is waar het collectief het voor deed. Ontlading, het meesterstuk. De toeloop slechts spielerei. Het is ironisch dat de Führer zich het meest zorgen maakte om de aanvang, maar het slot, de doodsstrijd met het Marxisme, af deed als een Sandkastenspiel. Gemakzucht sloop in het optreden, teveel vertrouwen op ervaring. Het slot is de ondergang geworden, de ontmaskering. De kunstenaars willen niet beseffen dat hun kunst groter is dan henzelf en ontaarden in zelfbeklag. Wraak op de Joden, wraak op Duitsland. “Wie verhekst” schijnt de Führer gemompeld te hebben na een desastreuze nederlaag. Ze zijn in zichzelf gaan geloven. En als de erfenis niet groots en zegevierend werd, werd het de lelijkheid. Maar ook in de ondergang blijven de kunstenaars stijlvast, met oog voor detail: in der Beschränkung zeigt sich der Meister. Veewagons rijden door heel Europa naar moordfabrieken. Wollt ihr den totalen Krieg. IJzervretende generaals die om elke meter terrein vochten bis zum letzten Mann. Blind de Führer tegemoet werken. Terroristen opgehangen aan vleeshaken en pianosnaren.

Terwijl de aanvang zo overdonderend begon. Een kleine disbalans en elk vals burgerlijk decorum verdween. Binnen enkele maanden veranderde de bourgeois Republiek van Weimar in het militaristische Dritte Reich. Met de schop op de schouder harmonieus in het gelid aan het werk. Opgaan in de massa, het gewillige decor waartegen de tomeloze energie zo mooi afstak. Als individu is een mens doelloos, onzinnig. In de massa kan het individu gewurgd, bedrogen en vernederd worden, zijn diepste verlangens. Alleen in de volksgemeinschaft ligt het ware geluk. Enthousiasme, doelmatigheid en overgave. In het koele Feldgrau stampen de laarzen als één. Strakke onafgebroken bewegende rijen naar voren. Helmen, rupsbanden en vliegtuigen. In het geluid van laarzen die met souplesse het asfalt raken, ligt de uitdrukking van frivole meedogenloosheid. Een wil tot orde, strijd en totale vernietiging. Op de cadans, Sturm und Drang, de nacht in; dan branden boeken en steden het mooist.

Boven de eindeloze stroom vaandels en Standarten torent de alziende uit, Führer, hij die de grootsheid voorzag. Onbewogen maar aandachtig kijkt hij het door hem veroorzaakte spektakel aan. Op het eerste oog maakt dit omhooggevallen korporaaltje weinig indruk als hij een menigte toe staat te blaffen. Velen hebben de fout gemaakt hem te onderschatten. Achter zijn grijze ogen schuilt een instinct voor de zwakte van mensen. Het was een fijne mengeling van bluf, bravoure en zelfvertrouwen waarmee hij de predikanten van moraal en de betweters wist te loochenstraffen. Dat moet de voorzienigheid zijn geweest.

Tegen de vlammen van de wereldbrand steekt het silhouet van soldaten af. Hun taal is snauwerig en hard, geeignet voor oorlog. De gezichten wazig, enkel de glimmende helmen beklijven. Glooiend rond, maar dan in een strakke hoek naar beneden. Ridders, sluw en meedogenloos, die met opgestroopte mouwen bevelen als bezetenen afhandelen. Die besten Soldaten der Welt sind zum schutze der Kultur gegen die Barbarei angetreten. Ze dragen hun plicht met panache, oorlog voeren is een feest. Zum befehl, alles für Deutschland. Vurend 88-mm geschut in een ragfijne choreografie breekt de eerste weerstand. Loeiende jericho trompetten van Stukas in duikvlucht met doodsverachting. Tanks, grommend grijs en spits, breken door de verdedigingslinies en sluiten die Feind ein. In een enkele bliksemsnelle beweging is het afgehandeld. Diepe penetratie, concentrische marslijnen, sensuele omtrekkende bewegingen, vloeiend lopen de aanvallen in elkaar over. Het is briljante oorlogsvoering zoals de genieën van het officierskorps er jaren als academici op gestudeerd hebben. Dicht aan het front voeren ze het bevel, in hun smetteloze uniformen met gedecideerde onderscheidingen, om de vijand dicht op de huid zitten. Met zo’n leger kun je onmogelijk géén oorlog voeren.

Het is overigens een leugen dat het Derde Rijk verantwoordelijk was voor de Tweede Wereldoorlog, of dat er überhaupt sprake was van een Tweede Wereldoorlog. Zo nu en dan was er een kortstondig conflict op het continent van Europa om de rangschikking van staten op te schudden. Er is geen enkele reden daar al te dramatisch over te doen. Het is raadselachtig wat mensen tegen het voeren van oorlog hebben. Het is de natuurlijke staat van de mensheid om in een doodsstrijd met elkaar verwikkeld te zijn. In een Europa zonder een eiland vol ellendelingen aan de overkant van het Kanaal zouden alle Europese conflicten een normaal verloop hebben gehad. Helaas is er dus dat boeveneiland, de intrigant, die in de geschiedenis van Europa enkel een bedenkelijk rol heeft gespeeld. Uit jaloezie voor het succes op het continent, is het Groot-Brittannië dat vanaf haar troon van krijtrotsen al eeuwenlang niets anders doet dan stoken, sarren en uitdagen. Het kan slechts met deze rol wegkomen omdat het, heel gluiperig en laf, een eiland is. Zo kon het dus gebeuren dat in 1914 de Duitse legers naar Parijs optrekken om Frankrijk te verslaan. Maar pardoes vond Groot-Brittannië het nodig zich er tegenaan te bemoeien. Frankrijk werd op cruciale momenten door de Britten bijgestaan, zodat de oorlog in een uitzichtloze patstelling verzandde. En als kers op de taart leek het die gedegenereerde papzakken een goed idee arme en onschuldige burgers te laten verhongeren door Duitse havens te blokkeren. De geallieerde “overwinning” in de Eerste Wereldoorlog was ongeldig en vals. Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was slechts de hervatting van een tijdelijk gestaakt conflict.

Toch werd de Zwarte Piet weer aan Duitsland toegespeeld, de gunfactor van het Derde Rijk is niet hoog, daar maakten de Engelsen zoals altijd behendig gebruik van. Het Derde Rijk is vrij ontoegankelijke kunst, de impact op het dagelijkse leven is niet mild, er zijn weinigen te vinden die werkelijk toegewijd zijn aan de kunst. De avant garde van het Derde Rijk bevond zich, de term zegt het al, in de voorste gelederen aan het front. Dat is nastrevenswaardig, maar al snel zijn de enthousiastelingen over de kling gejaagd. In de huidige tijd zou ik als gewillig übermensch naar het front worden gezonden, met een gerede kans op de dat mijn schedel aan flarden zou zijn geschoten, ein Heldentot. Mijn raciaal uitgedaagde landgenoten zouden worden veroordeeld tot een leven lang slavernij of met een beetje pech een enkeltje gaskamer; dat zijn de eigenaardigheden van vrije kunst. Dat is wat er gebeurd als drugsverslaafd uitschot niet slechts in een museum exposeert, maar ze daadwerkelijk de vrijheid wordt gegund. Ik heb genoeg waanzin gezien in de steriele musea, de kunst moet leven en bruisen.

Het is niet erg verwonderlijk dat het Derde Rijk geen lang leven beschoren was, maar schijn bedriegt. Goede kunst zoekt haar eigen weg, woekert voort onder het oppervlak. Propaganda heeft een eeuwige reikwijdte. De esthetiek zal altijd beklijven, de rest vervaagt. Das Reich leeft voort in misantropen zoals ik. Ik ben tegen mijn wens verandert in een gewillige dienaar. Ik was te naïef, onoplettend. Ik dacht sterker te zijn, het lot te tarten, dat ik kon wegkomen met spotternij. Ik heb de controle op mijn ironische houding tot het Derde Rijk overschat. Ik had beter moeten weten, velen zijn mij voorgegaan. Ik heb te lang in de afgrond gestaard, de afgrond staarde terug in mij. Kijkend naar het spoor van vernieling in de geschiedenis verlang ik nu naar weinig anders dan die oerkracht te voelen. Ich bin bereit, radier mich aus. Blaas mij op met duizend bommen en granaten, laat me doodvriezen op de steppe, scheur mijn trommelvliezen in een schreeuwende massa, laat me lang en eenzaam doodbloeden in een land dat ik niet ken. Er is geen weg meer terug, ik heb mezelf verloren in de dans. Mein Führer befiehl, ich folge.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *